Kies de experimentele functies die u wilt uitproberen

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 52016HB0044

Aanbeveling van de Europese Centrale Bank van 13 december 2016 betreffende dividenduitkeringsbeleid (ECB/2016/44)

PB C 481 van 23.12.2016, blz. 1–3 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

23.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 481/1


AANBEVELING VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 13 december 2016

betreffende dividenduitkeringsbeleid

(ECB/2016/44)

(2016/C 481/01)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met name artikel 127, lid 6, en artikel 132,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, met name artikel 34,

Gezien Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (1), met name artikel 4, lid 3,

Gezien Verordening (EU) nr. 468/2014 van de Europese Centrale Bank van 16 april 2014 tot vaststelling van een kader voor samenwerking binnen het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme tussen de Europese Centrale Bank en nationale bevoegde autoriteiten en met nationale aangewezen autoriteiten (GTM-kaderverordening) (ECB/2014/17) (2),

Overwegende:

Kredietinstellingen moeten zich blijven voorbereiden op een tijdige en volledige toepassing van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) en Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (4) in een uitdagend macro-economisch en financieel klimaat waardoor de winstgevendheid van kredietinstellingen onder druk komt te staan en, als gevolg daarvan, ook hun vermogen tot het opbouwen van hun vermogensbuffers. Bovendien, hoewel kredietinstellingen de economie moeten financieren, is een conservatief uitkeringsbeleid onderdeel van een adequaat risicobeheer- en een deugdelijk bankenstelsel. Dezelfde methode moet worden toegepast die in Aanbeveling ECB/2015/49 van de Europese Centrale Bank (5) uiteengezet werd,

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

I.

1.

Kredietinstellingen moeten dividendbeleid vaststellen op basis van conservatieve en voorzichtige aannames teneinde, na iedere uitkering, te voldoen aan de toepasselijke kapitaalvereisten en de resultaten van procedure voor prudentiële toetsing en evaluatie (SREP).

a)

Kredietinstellingen moeten te allen tijde voldoen aan de toepasselijke minimumkapitaalvereisten („pijler 1-vereisten”). Zulks omvat een tier 1-kernkapitaalratio van 4,5 %, een tier 1-kapitaalratio van 6 % en een totale kapitaalratio van 8 %, zoals bepaald in artikel 92 van Verordening (EU) nr. 575/2013.

b)

Bovendien moeten kredietinstellingen te allen tijde voldoen aan de kapitaalvereisten die zijn opgelegd door het besluit volgende op het SREP ter uitvoering van artikel 16, lid 2, onder a) van Verordening (EU) nr. 1024/2013 en die verder gaan dan de pijler 1-vereisten („pijler 2-vereisten”).

c)

Kredietinstellingen moeten tevens voldoen aan het gecombineerde-buffervereiste zoals bedoeld in artikel 128, lid 6 van Richtlijn 2013/36/EU.

d)

Kredietinstellingen moeten ook uiterlijk op de toepasselijke datum van volledige infasering voldoen aan van hun vereiste „fully loaded” (6) tier 1-kernkapitaalratio, hun tier 1-kapitaalratio en hun totale kapitaalratio. Dit betreft de volledige toepassing van de bovenvermelde ratio’s na de toepassing van de overgangsbepalingen en het gecombineerde-buffervereiste zoals bedoeld in artikel 128, lid 6 van Richtlijn 2013/36/EU. De overgangsbepalingen zijn vermeld in titel XI van Richtlijn 2013/36/EU en in deel 10 van Verordening (EU) nr. 575/2013.

Aan deze vereisten moet zowel op geconsolideerd niveau als op individuele basis voldaan worden, tenzij op individuele basis een ontheffing is verleend van de toepassing van prudentiële vereisten, zoals voorzien in artikel 7 en 10 van Verordening (EU) nr. 575/2013.

2.

Met betrekking tot de betaling van dividenden door kredietinstellingen (7) in 2017 over het boekjaar 2016, beveelt de ECB aan dat:

a)

Categorie 1: Kredietinstellingen die: i) voldoen aan de toepasselijke kapitaalvereisten zoals vermeld in lid 1, onder a) en b) en c), en ii) die reeds voldoen aan hun „fully loaded” ratio’s zoals vermeld in lid 1, onder d) per 31 december 2016, moeten hun nettowinst op conservatieve wijze uitkeren in dividenden, zodat zij kunnen blijven voldoen aan alle vereisten en SREP-resultaten, zelfs onder verslechterde economische en financiële omstandigheden;

b)

Categorie 2: Kredietinstellingen die voldoen aan de toepasselijke kapitaalvereisten zoals vermeld in lid 1, onder a) en b) en c) per 31 december 2016, maar niet voldoen aan hun „fully loaded” ratio’s zoals vermeld in lid 1, onder d) per 31 december 2016, moeten hun nettowinst op conservatieve wijze uitkeren in dividenden, zodat zij kunnen blijven voldoen aan alle vereisten en SREP-resultaten, zelfs onder verslechterde economische en financiële omstandigheden. Bovendien moeten zij in principe alleen dividenden uitkeren indien ten minste een lineair (8) pad en de SREP-resultaten worden gewaarborgd op weg naar de vereiste „fully loaded” kapitaalvereisten zoals vermeld in lid 1, onder d);

c)

Categorie 3: Kredietinstellingen die niet voldoen aan de in lid 1, onder a), b) of c) bedoelde vereisten keren in beginsel geen dividend uit.

Kredietinstellingen die niet aan deze aanbeveling kunnen voldoen omdat zij zich wettelijk verplicht achten dividenden uit te keren, moeten onverwijld contact opnemen met hun gezamenlijk toezichthoudend team.

Van kredietinstellingen in de categorieën 1, 2 en 3, zoals vermeld in lid 2, onder a), b) en c) wordt tevens verwacht dat zij voldoen aan pijler 2-aanbevelingen. Onder voor het overige gelijke omstandigheden kan het verwachte kapitaalniveau (9) naar verwachting grotendeels stabiel blijven. Indien een kredietinstelling onder het niveau van pijler 2-aanbevelingen werkzaam is, of dat verwacht, moet zij onverwijld contact opnemen met haar gezamenlijk toezichthoudend team. De ECB zal de redenen toetsen waarom het kapitaalniveau van de kredietinstelling is gedaald, of indien dat verwacht wordt, en zal passende en evenredige instellingsspecifieke maatregelen overwegen.

II.

Deze aanbeveling is gericht tot belangrijke onder toezicht staande entiteiten en belangrijke onder toezicht staande groepen zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 16 en 22 van Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17).

III.

Deze aanbeveling is tevens gericht tot nationale bevoegde en nationale aangewezen autoriteiten met betrekking tot minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten en minder belangrijke onder toezicht staande groepen zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 7 en 23 van Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17). De nationale bevoegde en nationale aangewezen autoriteiten worden geacht deze aanbeveling toe te passen op die entiteiten en groepen indien zulks nodig geacht wordt (10).

Gedaan te Frankfurt am Main, 13 december 2016.

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63.

(2)  PB L 141 van 14.5.2014, blz. 1.

(3)  Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).

(4)  Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).

(5)  Aanbeveling ECB/2015/49 van de Europese Centrale Bank van 17 december 2015 betreffende beleid inzake dividenduitkeringen (PB C 438 van 30.12.2015, blz. 1).

(6)  Alle buffers op „fully-loaded niveaus”.

(7)  Kredietinstellingen kunnen verschillende juridische vormen hebben, bijv. beursgenoteerde bedrijven en vennootschappen zonder aandelen, zoals mutuals, coöperaties of spaarinstellingen. De in deze aanbeveling gebruikte term „dividend” heeft betrekking op elk type contante uitbetaling dat goedkeuring vereist door de algemene vergadering.

(8)  In de praktijk houdt dit in dat kredietinstellingen gedurende een periode van 4 jaar, te beginnen op 31 december 2014, in principe tenminste 25 % per jaar moeten inhouden van het gat op weg naar hun „fully loaded” tier 1-kernkapitaalratio, hun tier 1-kapitaalratio en hun totale kapitaalratio, zoals vermeld in lid 1, onder d);

(9)  Verwacht kapitaalniveau betekent pijler 1-, plus pijler 2-vereisten, plus de kapitaalconserveringsbuffer, plus pijler 2-aanbevelingen. Ongeacht het infaseren van de kapitaalconserveringsbuffer, moeten kredietinstellingen in de toekomst ook verwachten dat zij positieve pijler 2-aanbevelingen zullen hebben.

(10)  Indien deze aanbeveling wordt toegepast op minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten en minder belangrijke onder toezicht staande groepen die zich niet in tot naleving in staat achten, omdat zij zich wettelijk verplicht achten dividenden uit te keren, dan moeten zij onverwijld contact opnemen met hun nationale bevoegde autoriteiten.


Naar boven