Zoekopties
Home Media Explainers Onderzoek & publicaties Statistieken Monetair beleid De euro Betalingsverkeer & markten Werken bij de ECB
Suggesties
Sorteren op
Christine Lagarde
The President of the European Central Bank
Luis de Guindos
Vice-President of the European Central Bank
  • VERKLARING OVER HET MONETAIR BELEID

PERSCONFERENTIE

Christine Lagarde, president van de ECB,
Luis de Guindos, vicepresident van de ECB

Frankfurt am Main, 6 juni 2024

Goedemiddag, de vicepresident en ik heten u welkom bij onze persconferentie.

De Raad van Bestuur heeft vandaag besloten de drie basisrentetarieven van de ECB met 25 basispunten te verlagen. Op basis van onze bijgewerkte beoordeling van de inflatievooruitzichten, de dynamiek van de onderliggende inflatie en de kracht van de monetairbeleidstransmissie is het nu passend om de monetairbeleidsrestrictie te matigen nadat de rentetarieven onveranderd zijn gehouden gedurende negen maanden. Sinds onze vergadering in september 2023 is de inflatie met meer dan 2,5 procentpunt teruggelopen en zijn de inflatievooruitzichten aanzienlijk verbeterd. Ook de onderliggende inflatie is afgenomen, wat de signalen van afzwakkende prijsdruk versterkt, en op alle termijnen zijn de inflatieverwachtingen afgenomen. Het monetair beleid heeft de financieringsvoorwaarden restrictief gehouden. Dat heeft de vraag getemperd en de inflatieverwachtingen stevig verankerd, en zo een belangrijke bijdrage geleverd aan het terugdringen van de inflatie.

Tegelijkertijd blijft de binnenlandse prijsdruk hoog, ondanks de vooruitgang van de afgelopen kwartalen, omdat de lonen sterk stijgen en de inflatie waarschijnlijk tot ver volgend jaar boven de doelstelling zal blijven. De meest recente projecties van medewerkers van het Eurosysteem voor zowel de totale als de kerninflatie zijn opwaarts bijgesteld voor 2024 en 2025 ten opzichte van de projecties van maart. De medewerkers verwachten nu dat de totale inflatie uitkomt op gemiddeld 2,5% in 2024, 2,2% in 2025 en 1,9% in 2026. De inflatie exclusief energie en voedingsmiddelen zal volgens de medewerkers gemiddeld 2,8% bedragen in 2024, 2,2% in 2025 en 2,0% in 2026. De economische groei zal naar verwachting aantrekken tot 0,9% in 2024, 1,4% in 2025 en 1,6% in 2026.

We zijn vastbesloten ervoor te zorgen dat de inflatie tijdig terugkeert naar onze doelstelling van 2% op middellange termijn. We zullen de beleidsrentes zo lang als nodig restrictief genoeg houden om dit doel te bereiken. We blijven een op data gebaseerde benadering per vergadering volgen om het passende niveau en de duur van de verkrapping te bepalen. Onze rentebesluiten zullen met name gebaseerd zijn op onze beoordeling van de inflatievooruitzichten in het licht van de binnenkomende economische en financiële gegevens, de dynamiek van de onderliggende inflatie en de kracht van de monetairbeleidstransmissie. We leggen ons niet op voorhand vast op een bepaald rentetraject.

De Raad van Bestuur heeft vandaag ook bevestigd dat de effectenportefeuille die het Eurosysteem aanhoudt in het kader van het pandemie-noodaankoopprogramma (PEPP) in de tweede helft van het jaar met gemiddeld € 7,5 miljard per maand wordt afgebouwd. De afbouw van de PEPP-portefeuille zal in grote lijnen op dezelfde manier verlopen als bij het programma voor de aankoop van activa (APP).

De vandaag genomen besluiten worden uiteengezet in een persbericht op onze website.

Ik zal nu nader ingaan op onze kijk op de ontwikkeling van de economie en de inflatie en vervolgens onze beoordeling van de financiële en monetaire omstandigheden toelichten.

Economische bedrijvigheid

Na vijf kwartalen van stagnatie is de economie van het eurogebied tijdens het eerste kwartaal van 2024 met 0,3% toegenomen. De dienstensector groeit en de industrie vertoont tekenen van stabilisatie op een laag niveau. We verwachten dat de economie zich verder herstelt naarmate hogere lonen en de verbeterde ruilvoet de reële inkomens doen stijgen. Ook de sterkere uitvoer zou de groei de komende kwartalen moeten ondersteunen, aangezien de mondiale vraag naar goederen en diensten toeneemt. Tot slot zou het monetair beleid in de loop van de tijd minder druk op de vraag moeten uitoefenen.

De werkgelegenheid is tijdens het eerste kwartaal van dit jaar met 0,3% gestegen. Er kwamen ongeveer 500.000 nieuwe banen bij en volgens enquêtes houdt de banengroei op korte termijn aan. Het werkloosheidspercentage is licht teruggelopen tot 6,4% in april, het laagste peil sinds de invoering van de euro. Bedrijven bieden nog altijd veel vacatures aan, zij het iets minder dan voorheen.

Het nationale budgettaire en structurele beleid moet erop gericht zijn de economie productiever en competitiever te maken. Dit zou helpen de potentiële groei te verhogen en de prijsdruk op middellange termijn te verminderen. Een effectieve, snelle en volledige implementatie van het Next Generation EU-programma, vooruitgang op weg naar de kapitaalmarktenunie en voltooiing van de bankenunie, en versterking van de interne markt kunnen innovatie een impuls geven en leiden tot een toename van de investeringen in de groene en digitale transities. De volledige en onmiddellijke invoering van het herziene EU-kader voor economische governance zal overheden helpen begrotingstekorten en schuldquotes duurzaam te verlagen.

Inflatie

Volgens de flashraming van Eurostat is de jaarlijkse inflatie gestegen van 2,4% in april naar 2,6% in mei. De voedselprijsinflatie daalde naar 2,6%. De energieprijsinflatie steeg naar 0,3% na een jaar lang negatief te zijn geweest. De goedereninflatie bleef dalen en kwam in mei uit op 0,8%. Daarentegen steeg de inflatie van de dienstenprijzen aanmerkelijk, van 3,7% in april naar 4,1%.

De meeste maatstaven van de onderliggende inflatie daalden verder in april, de laatste maand waarvoor cijfers beschikbaar zijn. Dit bevestigt het beeld van geleidelijk afnemende prijsdruk. De binnenlandse inflatie blijft echter hoog. De lonen stijgen nog steeds in een hoog tempo als reactie op de voorbije toename van de inflatie. Vanwege de trapsgewijze loonaanpassingen en de aanzienlijke eenmalige betalingen zullen de arbeidskosten op korte termijn waarschijnlijk fluctueren, zoals te zien is aan de stijging van de contractlonen in het eerste kwartaal. Tegelijkertijd duiden de toekomstgerichte indicatoren erop dat de loongroei in de loop van het jaar zal matigen. De winsten vangen een deel van de duidelijke stijging van de arbeidskosten per eenheid product op, wat de inflatoire effecten ervan doet afnemen.

Vermoedelijk blijft de inflatie de rest van het jaar rond het huidige peil schommelen, ook vanwege de energiegerelateerde basiseffecten. In de tweede helft van volgend jaar verwachten we dan een daling richting onze doelstelling, als gevolg van zwakkere groei van de arbeidskosten, de sterker wordende effecten van ons restrictief monetair beleid en de afnemende invloed van de energiecrisis en de pandemie. De maatstaven van de inflatieverwachtingen op langere termijn zijn overwegend stabiel gebleven en de meeste staan momenteel op ongeveer 2%.

Beoordeling van risico's

De risico’s voor de economische groei zijn op korte termijn in evenwicht maar blijven neerwaarts gericht voor de middellange termijn. Een zwakkere wereldeconomie of oplopende handelsspanningen tussen de grote economieën zouden de groei in het eurogebied drukken. De ongerechtvaardigde oorlog van Rusland tegen Oekraïne en het tragische conflict in het Midden-Oosten zijn belangrijke bronnen van geopolitiek risico. Dit kan ertoe leiden dat het vertrouwen in de toekomst bij bedrijven en huishoudens afneemt en dat de wereldhandel wordt verstoord. De groei kan ook lager uitvallen als de effecten van het monetair beleid sterker blijken dan verwacht. De groei kan hoger uitkomen als de inflatie sneller dan verwacht afneemt en als door de toename van het vertrouwen en de reële inkomens de bestedingen sterker stijgen dan voorzien, of als de wereldeconomie sterker groeit ten opzichte van de verwachtingen.

De inflatie kan hoger uitvallen dan voorzien als de lonen of winsten sterker stijgen dan verwacht. Opwaartse inflatierisico’s houden ook verband met de verhoogde geopolitieke spanningen, die de energieprijzen en de transportkosten op korte termijn zouden kunnen opdrijven en de wereldwijde handel kunnen verstoren. Bovendien kunnen extreme weersomstandigheden, en meer in het algemeen de zich ontvouwende klimaatcrisis, de voedselprijzen opdrijven. Neerwaartse verrassingen bij de inflatie kunnen er komen als het monetair beleid de vraag meer dan voorzien tempert of als het economisch klimaat in de rest van de wereld onverwacht verslechtert.

Financiële en monetaire omstandigheden

Sinds onze vergadering in april zijn de marktrentes gestegen. De financieringskosten hebben zich op een restrictief niveau gestabiliseerd nu onze eerdere verhogingen van de beleidsrentes in het financiële stelsel zijn doorgewerkt. De gemiddelde rente op nieuwe leningen aan bedrijven en op nieuwe hypotheken bleef in april onveranderd op respectievelijk 5,2% en 3,8%.

De kredietgroei bleef zwak. De bancaire kredietverlening aan bedrijven steeg in april met 0,3% op jaarbasis, een lichte daling ten opzichte van de vorige maand. De twaalfmaands groei van leningen aan huishoudens bleef onveranderd op 0,2%. De groei op jaarbasis van het ruime monetaire aggregaat (M3) steeg in april tot 1,3%, tegen 0,9% in maart.

Conform onze strategie voor het monetair beleid heeft de Raad van Bestuur de samenhang tussen monetair beleid en financiële stabiliteit grondig beoordeeld. De banken in het eurogebied blijven veerkrachtig. De verbeterde economische vooruitzichten hebben de financiële stabiliteit vergroot, maar de toegenomen geopolitieke risico's vertroebelen de horizon. Een onverwachte verkrapping van de mondiale financieringsvoorwaarden zou kunnen leiden tot een herwaardering van financiële en niet-financiële activa en zou negatieve gevolgen kunnen hebben voor de bredere economie. Het macroprudentieel beleid blijft de eerste verdedigingslinie tegen de opbouw van financiële kwetsbaarheden. De huidige maatregelen en die welke binnenkort van kracht worden helpen het financiële stelsel schokbestendig te houden.

Conclusie

De Raad van Bestuur heeft vandaag besloten de drie basisrentetarieven van de ECB met 25 basispunten te verlagen. We zijn vastbesloten ervoor te zorgen dat de inflatie tijdig terugkeert naar onze doelstelling van 2% op middellange termijn. We zullen de beleidsrentes zo lang als nodig restrictief genoeg houden om dit doel te bereiken. We blijven een op data gebaseerde benadering per vergadering volgen om het passende niveau en de duur van de verkrapping te bepalen. Onze rentebesluiten zullen met name gebaseerd zijn op onze beoordeling van de inflatievooruitzichten in het licht van de binnenkomende economische en financiële gegevens, de dynamiek van de onderliggende inflatie en de kracht van de monetairbeleidstransmissie. We leggen ons niet op voorhand vast op een bepaald rentetraject.

We staan in elk geval klaar om alle instrumenten binnen ons mandaat aan te passen om ervoor te zorgen dat de inflatie terugkeert naar onze doelstelling op middellange termijn en om de soepele transmissie van het monetair beleid te handhaven.

We zijn nu klaar om uw vragen te beantwoorden.

Voor de exacte bewoordingen van de door de Raad van Bestuur overeengekomen tekst wordt verwezen naar de Engelstalige versie.

CONTACT

Europese Centrale Bank

Directoraat-generaal Communicatie

Reproductie is alleen toegestaan met bronvermelding.

Contactpersonen voor de media