- VERKLARING OVER HET MONETAIR BELEID
PERSCONFERENTIE
Christine Lagarde, president van de ECB,
Luis de Guindos, vicepresident van de ECB
Frankfurt am Main, 18 december 2025
Goedemiddag, de vicepresident en ik heten u welkom bij onze persconferentie.
De Raad van Bestuur heeft vandaag besloten de drie basisrentetarieven van de ECB ongewijzigd te laten. Onze geactualiseerde beoordeling herbevestigt dat de inflatie zich op onze doelstelling van 2% op middellange termijn zou moeten stabiliseren.
De nieuwe door medewerkers van het Eurosysteem samengestelde macro-economische projecties laten zien dat de totale inflatie in 2025 uitkomt op gemiddeld 2,1%, in 2026 op 1,9%, in 2027 op 1,8% en in 2028 op 2,0%. De inflatie exclusief energie en voedingsmiddelen zal volgens de medewerkers gemiddeld 2,4% bedragen in 2025, 2,2% in 2026, 1,9% in 2027 en 2,0% in 2028. De inflatie is voor 2026 opwaarts bijgesteld, vooral omdat de medewerkers er nu van uitgaan dat de diensteninflatie langzamer zal afnemen. De economische groei is naar verwachting iets sterker dan in de projecties van september, vooral gedragen door de binnenlandse vraag. De groei is opwaarts bijgesteld naar 1,4% in 2025, 1,2% in 2026 en 1,4% in 2027 en zal naar verwachting in 2028 1,4% blijven.
We zijn vastbesloten ervoor te zorgen dat de inflatie zich stabiliseert op onze doelstelling van 2% op middellange termijn. We volgen een op data gebaseerde benadering per vergadering om de passende monetairbeleidskoers te bepalen. Onze rentebesluiten zullen in het bijzonder gebaseerd zijn op onze beoordeling van de inflatievooruitzichten en de daarmee gepaard gaande risico’s in het licht van de binnenkomende economische en financiële gegevens, naast de dynamiek van de onderliggende inflatie en de kracht van de monetairbeleidstransmissie. We leggen ons niet bij voorbaat vast op een bepaald rentetraject.
De vandaag genomen besluiten worden uiteengezet in een persbericht op onze website.
Ik zal nu nader ingaan op onze kijk op de ontwikkeling van de economie en de inflatie en vervolgens onze beoordeling van de financiële en monetaire omstandigheden toelichten.
Economische bedrijvigheid
De economie is veerkrachtig en groeide in het derde kwartaal met 0,3%, voornamelijk als gevolg van sterkere consumptie en investeringen. De uitvoer steeg ook, waarbij chemische producten een belangrijke bijdrage leverden. De uitsplitsing van de groei naar sector toont een dominante rol voor diensten, vooral in de sector informatie en communicatie, terwijl de bedrijvigheid in de industrie en de bouwnijverheid gelijk bleef. Dit patroon van door diensten geleide groei houdt op korte termijn waarschijnlijk aan.
De economie profiteert van een robuuste arbeidsmarkt. De werkloosheid, die in oktober op 6,4% stond, ligt dicht bij het historisch laagste peil en de werkgelegenheid steeg in het derde kwartaal met 0,2%. Tegelijkertijd nam de vraag naar arbeid verder af en bevond de vacaturegraad zich op het laagste niveau sinds de pandemie.
De projecties van medewerkers laten zien dat de binnenlandse vraag de komende jaren de belangrijkste motor achter de groei is. De reële inkomens zullen verder stijgen en de spaarquote zou langzaam moeten dalen van het nog altijd hoge niveau en daarmee de consumptie moeten voeden. De bedrijfsinvesteringen en aanzienlijke overheidsuitgaven voor infrastructuur en defensie zouden de economie steeds meer moeten ondersteunen. Maar het uitdagende klimaat voor de wereldwijde handel zal de groei in het eurogebied dit en volgend jaar waarschijnlijk blijven afremmen.
De Raad van Bestuur benadrukt dat het eurogebied en zijn economie in de huidige geopolitieke context dringend moeten worden versterkt. We verwelkomen de oproep van de Europese Commissie aan overheden om voorrang te geven aan duurzame overheidsfinanciën, strategische investeringen en groeibevorderende structurele hervormingen. Het is cruciaal om het volledige potentieel van de gemeenschappelijke markt te benutten. Het is ook van vitaal belang om verdere integratie van de kapitaalmarkt te bevorderen door de spaar- en investeringsunie en de bankenunie te voltooien met een ambitieus tijdschema. Daarnaast is een spoedige goedkeuring van de verordening betreffende de invoering van de digitale euro cruciaal.
Inflatie
De inflatie beweegt zich sinds het voorjaar in een smalle bandbreedte en bleef in november 2,1%. De energieprijzen waren 0,5% lager dan een jaar geleden, na een sterkere afname in oktober. De voedselprijsinflatie bedroeg 2,4%, tegen 2,5% in oktober en 3,0% in september. De inflatie exclusief energie en voedingsmiddelen bleef stabiel op 2,4%, doordat de goederen- en de diensteninflatie zich in omgekeerde zin ontwikkelden. De goedereninflatie daalde in november naar 0,5%, van 0,6% in oktober en 0,8% in september. De diensteninflatie steeg van 3,2% in september tot 3,4% in oktober en 3,5% in november.
De indicatoren van de onderliggende inflatie zijn de afgelopen maanden weinig veranderd en blijven in overeenstemming met onze doelstelling van 2% op middellange termijn. Terwijl de groei van de winst per eenheid product in het derde kwartaal onveranderd bleef, namen de arbeidskosten per eenheid product in een iets hoger tempo toe dan in het tweede kwartaal. De loonsom per werknemer steeg met 4,0% op jaarbasis. Dat was meer dan in de medewerkersprojecties van september was voorzien en had te maken met betalingen boven de contractlonen. Toekomstgerichte indicatoren, zoals de loontracker van de ECB en enquêtes over de loonverwachtingen, geven aan dat de loongroei de komende kwartalen zal afnemen alvorens zich iets onder 3% te stabiliseren tegen eind 2026.
De inflatie zou op korte termijn moeten afnemen, vooral omdat eerdere energieprijsstijgingen uit de jaarcijfers zullen verdwijnen. De medewerkers verwachten dat de inflatie in 2026 en 2027 gemiddeld onder 2% blijft, waarbij de energie-inflatie tijdens het grootste gedeelte van deze periode negatief is en de inflatie exclusief energie geleidelijk afneemt. In 2028 zou de inflatie dan moeten terugkeren naar de doelstelling, tegen de achtergrond van een sterke toename van de energie-inflatie. Dit is ten dele toe te schrijven aan het opwaartse effect op de inflatie van het EU-emissiehandelssysteem 2, dat nu naar verwachting van start gaat in 2028, een jaar later dan in de medewerkersprojecties van september werd aangenomen. De inflatie exclusief energie zal zich volgens de projecties stabiliseren op ongeveer 2% in de laatste jaren van de projectieperiode.
De meeste maatstaven voor de inflatieverwachtingen op langere termijn blijven op ongeveer 2% staan en ondersteunen daarmee de stabilisatie van de inflatie rond onze doelstelling.
Risicobeoordeling
Hoewel de handelsspanningen zijn afgenomen, kan het nog steeds volatiele internationale klimaat de aanbodketen verstoren, de uitvoer afremmen en de consumptie en de investeringen drukken. Een verslechtering van het sentiment op de mondiale financiële markten zou kunnen leiden tot krappere financieringsvoorwaarden, een grotere risicoaversie en zwakkere groei. Geopolitieke spanningen, in het bijzonder de ongerechtvaardigde oorlog van Rusland tegen Oekraïne, blijven een belangrijke bron van onzekerheid. Aan de andere kant kunnen de geplande uitgaven voor defensie en infrastructuur, samen met productiviteitsverhogende hervormingen, de groei meer dan verwacht opdrijven. Een verbetering van het vertrouwen zou de private bestedingen kunnen bevorderen.
De vooruitzichten voor de inflatie blijven onzekerder dan gewoonlijk, als gevolg van het nog steeds volatiele internationale klimaat. De inflatie kan lager uitvallen als de stijging van de Amerikaanse invoerheffingen de vraag naar uitvoer vanuit het eurogebied doet afnemen en als landen met overcapaciteit hun uitvoer naar het eurogebied opvoeren. Daarnaast kan een sterkere euro de inflatie meer dan verwacht doen dalen. Een toename van de volatiliteit en risicoaversie op de financiële markten kan de vraag drukken en zo ook de inflatie doen afnemen. De inflatie zou dan weer hoger kunnen zijn als meer gefragmenteerde mondiale aanbodketens de invoerprijzen opdrijven, het aanbod van kritieke grondstoffen inperken en de capaciteitsbelemmeringen in de economie van het eurogebied vergroten. Een tragere afname van de loondruk kan de daling van de diensteninflatie afremmen. Een stijging van de uitgaven voor defensie en infrastructuur kan ook leiden tot een hogere inflatie op de middellange termijn. Extreme weersomstandigheden, en meer in het algemeen de zich ontvouwende klimaat- en natuurcrises, kunnen de voedselprijzen meer dan verwacht opdrijven.
Financiële en monetaire omstandigheden
Sinds onze laatste vergadering zijn de marktrentes gestegen. De rentetarieven voor bankleningen aan bedrijven zijn sinds de zomer vrijwel stabiel gebleven, na een daling als gevolg van de verlaging van onze beleidsrente tijdens het voorgaande jaar. In oktober stonden ze op 3,5%, onveranderd ten opzichte van september. De kosten voor de uitgifte van schuldfinanciering via de markt bedroegen 3,4%, ook ongeveer evenveel als in september. De gemiddelde rente op nieuwe hypotheken bleef in oktober weer ongewijzigd op 3,3%.
De groei van de bancaire kredietverlening aan bedrijven bedroeg in oktober 2,9% op jaarbasis, onveranderd ten opzichte van september. De stijging van de uitgifte van bedrijfsobligaties bleef met 3,2% ook vrijwel gelijk. De groei van de hypothecaire kredietverlening nam toe tot 2,8%, tegen 2,6% in september.
Conform onze strategie voor het monetair beleid heeft de Raad van Bestuur de samenhang tussen monetair beleid en financiële stabiliteit grondig beoordeeld. De banken in het eurogebied zijn veerkrachtig dankzij sterke kapitaal- en liquiditeitsratio’s, een solide activakwaliteit en robuuste winstgevendheid. Maar de geopolitieke onzekerheid en de mogelijkheid van een plotse herbeprijzing op de mondiale financiële markten vormen risico’s voor de financiële stabiliteit in het eurogebied. Het macroprudentieel beleid blijft de eerste verdedigingslinie tegen de opbouw van financiële kwetsbaarheden. Zo kan de weerbaarheid worden vergroot en blijft de macroprudentiële ruimte behouden.
Conclusie
De Raad van Bestuur heeft vandaag besloten de drie basisrentetarieven van de ECB ongewijzigd te laten. We zijn vastbesloten ervoor te zorgen dat de inflatie zich stabiliseert op onze doelstelling van 2% op middellange termijn. We volgen een op data gebaseerde benadering per vergadering om de passende monetairbeleidskoers te bepalen. Onze rentebesluiten zullen gebaseerd zijn op onze beoordeling van de inflatievooruitzichten en de daarmee gepaard gaande risico’s in het licht van de binnenkomende economische en financiële gegevens, naast de dynamiek van de onderliggende inflatie en de kracht van de monetairbeleidstransmissie. We leggen ons niet bij voorbaat vast op een bepaald rentetraject.
We staan in elk geval klaar om alle instrumenten binnen ons mandaat aan te passen om ervoor te zorgen dat de inflatie zich duurzaam stabiliseert op onze doelstelling op middellange termijn en om de soepele transmissie van het monetair beleid te handhaven.
We zijn nu klaar om uw vragen te beantwoorden.
Voor de exacte bewoordingen van de door de Raad van Bestuur overeengekomen tekst wordt verwezen naar de Engelstalige versie.
Europese Centrale Bank
Directoraat-generaal Communicatie
- Sonnemannstrasse 20
- 60314 Frankfurt am Main, Duitsland
- +49 69 1344 7455
- media@ecb.europa.eu
Reproductie is alleen toegestaan met bronvermelding.
Contactpersonen voor de media
